landschap
Een portret is geschilderd, getekend,
gefotografeerd – in ieder geval gemaakt. Niemand zegt over iemand: "Wat
een mooi portret." Een marine is niet de zee. Het stilleven bestaat op
doek. Het genrestuk is gearrangeerd.
Maar 'landschap' is een woord zoals
'geschiedenis'. Er is het geschilderde landschap en het reële. Zoals er
het gebeuren is – en het verhaal. Iemand zegt: "Wat een mooi landschap!"
Wat een verwarring in de taal tussen natuur en artefact! Twee
werkelijkheden onder één noemer gebracht. Een vlak van 41 x 60 cm aan de
muur. Of: open ruimte, vette of schrale aarde, gras waar de wind door
strijkt, een haag of een rij bomen als obstakel. Je blijft staan of
stapt door, het landschap omgeeft je, voor wie jou ziet ben je er een
deel van.
Geschilderde landschappen. In vele
soorten.
Het geslaagde landschap, bien
fait, net echt. De natuur gevat. Realisme, terend op het
natuurschoon dat de maker perfect heeft weergegeven. Zo speelt het licht
in de bladeren, zo zindert de horizon. Wat verrukt de kijker? De
combinatie van déjà vu en nu voor het eerst gezien, bevestigd. "Wie
herrlich leuchtet mir die Natur!" Maar om het te beseffen heb ik het
schilderij nodig.
Seelenlandschaft, paysage
intérieur, in de natuur geprojecteerd binnenste. De gevoelens van de
maker krijgen gestalte in de golving van de heuvels, de vorm van de
cypressen, het wazige van een wolk. Mijn angsten vegeteren, mijn droom
schiet wortel. Ik zet de natuur naar mijn hand, gebruik haar als mijn
spreekbuis. Zeg jij het in mijn plaats!
Het overmeesterde landschap, de triomf
van de ontginning, de list van de verkaveling. Het reële landschap is
nog slechts springplank. De schilder ontleedt, vormt, transfigureert.
Natuur maakt plaats voor materie. Kleurvlakken, werveling van lijn,
penseelstreken. In de arena van het doek wordt de schepping
overgedaan.
Hier is het
anders.
Het landschap is vergeestelijkt. Het
toont meer dan wat ik zie, dan wat jij ziet. Het landschap wordt een
teken, dat verwijst naar "l'espace du dedans", naar wat Rilke
noemt: "Weltinnenraum".
Het landschap spreekt zwijgend. De
schilder luistert. Kijkt. Tekent op. De Zenmeester en de leerling.
Reinig je oor, zuiver je blik. De natuur leert
– niet door haar wetten,
maar door haar tijd, haar adem en het haast niet bewegen. Iets daarvan
vangt de schilder op. Bescheidenheid. Maar ook:
kracht.
Zo een contact brengt een heilzame
confusie mee: "Het landschap hindert me bij het denken, het brengt mijn
overwegingen aan het deinen, als kettingbruggen bij driftige stroming."
Dat zegt 'de dikke' in Kafka's Beschrijving van een
gevecht.
Wat kan de schilder doen? Zich
afwenden van de volheid, het kleurfestijn, trompe-l'oeil en matière.
Weerstaan aan de – verleidelijke
– leegte: "N'ayant rien trouvé qui
valût mieux que le vide, il laisse l'espace vacant." Zoals in de
vroegere stillevens kleine dingen werden uitvergroot, het vlak voor
fragmenten reserveren. Een stuk haag, een begroeid pad in de zomer, een
deel van de tuin in de winter volstaan. Waarneming laten worden tot
herinnering. Het anekdotische van het landschap achter zich laten. Het
beeld isoleren, afgrenzen van de omgeving, een vlak in het vlak
aanbrengen. Merken hoe de ruimte komt, ongevraagd, omdat ze in de
vingers zit.
Doordacht werken. Traag laten groeien.
Snel zetten. Bewerken, laag na laag. Scherpte. Uitwissen. Energie
verlenen.
Vorm, lijn en kleur spreken niet over
zichzelf. Natuur wordt slechts gesuggereerd. De techniek van de schilder
doet niets anders dan wat het Griekse technè betekende: te
voorschijn brengen.
Sterkte die schuilgaat in
breekbaarheid. Coulissen die wachten op een drama dat te gebeuren staat,
steeds weer. Er is een zwaartepunt buiten je. Onooglijk is
niets.
"Taghelle Mystik". Mystiek bij
klaarlichte dag. Die zie je niet.
Erik de
Smedt
(De citaten zijn van Goethe,
Michaux, Joubert en Musil.)
'Landschap' werd geschreven bij
het werk van Bruno Van Dijck
(Zoersel)
|