Victor Klemperer: Tussen de wal en het schip. Dagboek 1945-1950 / Dagboek 1951-1959. Vert. Jan Gielkens. Amsterdam: Atlas 2002. 2 dln. 638 + 473 p.
De joodse Duitse literatuurwetenschapper
Victor Klemperer (1881-1960) was lange tijd vooral bekend als auteur van LTI,
een meesterlijke analyse van het taalmisbruik in het Derde Rijk. In 1997
verschenen in het Nederlands zijn dagboeken van de nazi-jaren Tot het bittere
einde. Na het succes van die aangrijpende getuigenis worden nu de naoorlogse
dagboeken gepubliceerd. Klemperer heeft als bij wonder de holocaust en het
bombardement op Dresden overleefd, wat niet betekent dat zijn weg voortaan over
rozen gaat. Duitsland ligt in puin, de wederopbouw verloopt moeizaam en ook de
Klemperers lijden talloze ontberingen. Mensen van diverse pluimage komen hem
vragen om een getuigschrift over hun gedrag tijdens de nazitijd. Hij droomt van
een nieuwe academische carričre, maar de Russische bezettingszone en later de
DDR hebben in hun overbeklemtoning van techniek en marxistische scholing maar
weinig over voor de humane wetenschappen. Toch engageert Klemperer zich voor de
Kulturbund en de communistische partij in de overtuiging dat deze laatste de
enige kans is om radicaal te breken met het nationaal-socialistische verleden.
Al gauw ergeren hem de enggeestige cultuurpolitiek, de schijnverkiezingen en het
gebrek aan inspraak dat hij als lid van de Volkskammer telkens weer ervaart.
Terwijl zijn LTI het licht ziet, maakt hij in stilte aantekeningen over
de LQI, de verafgoding van Stalin en andere verschijnselen die hem aan de
Hitlertijd doen denken.
Klemperer wordt hoogleraar in Halle en
Berlijn, maar ondanks talrijke publicaties met naar huidige normen hoge oplages
voelt hij zich nooit ten volle gewaardeerd. De rivaliteit met zijn collega
Krauss loopt als een rode draad door deze dagboeken. Op persoonlijk vlak voelt
hij de vervreemding van zijn vrouw Eva, die in 1951 sterft. Schuldgevoelens en
twijfel aan zichzelf brengen hem op de rand van een depressie. Een tweede
huwelijk met zijn studente Hadwig Kirchner bezorgt hem een nieuw elan, al voelt
hij zich politiek gezien in de DDR steeds minder op zijn plaats. Je krijgt de
indruk dat hij vooral communist is geworden uit vrees voor een tweede Hitler.
Als jood keert hij zich tegen een overdreven filosemitisme, dat volgens hem
alleen maar een sluimerend antisemitisme in de hand kan werken. "Wij zijn het
kleinste kwaad" is een leidmotief in zijn politiek denken en hoewel hij een
loyaal partijlid probeert te zijn, groeit zijn ontgoocheling over het gebrek aan
geestelijke vrijheid, de geheimdoenerij en de ondemocratische besluitvorming.
Tijdens een reis naar China in 1958 noteert hij bitter: "Het is me duidelijk
geworden dat het communisme even geschikt is om primitieve volkeren uit het
oerslijk te trekken als geciviliseerde terug in het oerslijk te dompelen. In het
tweede geval [...] heeft het niet alleen een dommer makend maar ook een
demoraliserend effect, omdat het geheel en al tot huichelarij opvoedt."
De bij momenten wat langdradige en al te
gedetailleerde dagboeken laten de lezer van dichtbij kennis maken met het
dagelijkse, maatschappelijke en intellectuele leven in het naoorlogse
(Oost-)Duitsland, gezien door de bril van een scherpzinnig, kleinmenselijk ijdel
maar ook moedig academicus. Ze tonen ook hoe de historische ontwikkelingen
tussen beide Duitslanden (en in Frankrijk, de Sovjetunie, Amerika en Israël) in
de DDR kritisch werden gepercipieerd. Soms krijgt het dagboek een opvallend
actueel accent, wanneer Klemperer bijvoorbeeld de joodse houding tegenover de
Arabieren vergelijkt met die van de nazi's. "Zeker, er zijn trappen in de hel
van Dante en Auschwitz ligt helemaal onderin. Maar dat de joden op de
voorlaatste trap zitten – net als joden mogen ze dat niet doen." Stilistisch
noch filosofisch is Tussen de wal en het schip grote ego-literatuur, maar
als tijdsdocument over deze bewogen periode kunnen de dagboeken tellen. Ze zijn
voorbeeldig geëditeerd en zorgvuldig van aantekeningen voorzien, waarbij
duidelijk op een breed lezerspubliek is gemikt.
Erik de Smedt
verschenen in: De leeswolf, seotember 2002, p. 444